Belast bedrijven en ontzie burger in energietransitie

 

De hoge inkomens zullen veel meer gaan betalen voor de energietransitie dan de lage inkomens. 

Allereerst het kostenelement. Het PBL heeft vorig jaar de kosten van de energietransitie berekend: circa 0,5 procent van het bbp tot 2030 (circa 3-6 miljard euro per jaar), oplopend tot 1-2 procent van het bbp tot 2050 (circa 10-20 miljard euro per jaar). Dat zijn forse bedragen, maar zeker niet onoverkomelijk. De gezondheidszorg kost circa 13 procent van het bbp, en energie is net als zorg een basisbehoefte. Bovendien zijn het niet zozeer kosten, maar meer investeringen in een schone energie-infrastructuur, die allerlei opbrengsten en vermeden kosten met zich meebrengt. Zoals werkgelegenheid, duurzame economische groei, innovatie en vermeden CO2. En dat laatste kan hoog oplopen. Een recente studie in Nature toont aan dat de kosten van niets doen aan klimaatverandering kunnen oplopen tot 350 euro per ton CO2, wat voor Nederland tientallen miljarden euro’s betekent. Het is dus wel betaalbaar en levert ook nog substantiële baten op.

Gekke Henkie

 

Wel gaat het om een sociaal verdelingsvraagstuk. De nieuwe energie-infrastructuur moet worden betaald door bedrijven en overheid, maar ook door de burger, ook al durven weinig politici dit hardop te zeggen. De extra kosten kunnen de komende 10 jaar oplopen tot 1.000 euro per jaar in 2030. Voor veel mensen is dat geen probleem, voor anderen is het niet op te brengen. Het kan dus niet anders dan dat de hoge inkomens aanzienlijk meer gaan betalen dan de lage. Dit kan bijvoorbeeld worden verrekend via de inkomstenbelasting. We verdelen de zorgkosten ook niet gelijk over alle mensen en huishoudens.

Dan de gidsfunctie. Rechts postuleert de mythe dat Nederland ver voorop wil lopen als ‘groene gekke Henkie’. Niets is minder waar. Nederland loopt juist achter met de verduurzaming: wat betreft CO2-reductie, CO2/capita, CO2/euro en CO2/bedrijf behoort Nederland tot de achterhoede van Europa. Op het gebied van opgewekte duurzame energie (6 procent van onze energie is duurzaam) is Nederland zelfs één-na-laatste, alleen Luxemburg doet het nog slechter. Zelfs als je corrigeert voor de hoge dichtheid en intensiteit van Nederland, doen we het in Europa nog bar slecht. En als we het klimaatdoel in 2030 halen (49 procent CO2-reductie), dan behoren we nog slechts tot de Europese middenmoot. Van een gidsfunctie is dus geen sprake.

We kunnen al verduurzamen met de technologie die er nu is, en er is een diversiteit nodig: zon, wind, biomassa, aardwarmte, omgevingswarmte, restwarmte, biogas, waterstof. De inzet en verdeling ervan zal afhangen van de vraag, marktontwikkelingen en overheidsbeleid, en zal van regio tot regio, en zelfs van wijk tot wijk verschillen. Dit wordt een combinatie van onderop, kleinschalig (wijk- en buurtgericht) en top-down grootschalig (waterstof en wind op zee). Op het gebied van kernenergie heeft Nederland weinig expertise opgebouwd. Een moderne kerncentrale kost zo’n 10 miljard, de bouw duurt gauw 10 jaar, en ze zijn niet rendabel.

Onontkoombaar

In de energietransitie gaat het om het organiseren en de kostenverdeling. Het overgrote deel van de CO2-emissies wordt door bedrijven uitgestoten, waarvan 90 procent door de grootste 100 bedrijven en 80 procent door de grootste 20. Burgers genereren veel minder CO2, maar betalen daarover verhoudingsgewijs veel meer energiebelasting: 150 euro per ton CO2; grote bedrijven slechts 8 euro per ton CO2. Dat is absurd. En als we niets doen, wordt dit verschil alleen maar groter de komende jaren.

De invoering van een CO2-belasting voor bedrijven is daarom onontkoombaar, wat onlangs ook bepleit is door 70 economen en de Nederlandsche Bank, die aangeeft dat een CO2-belasting van 50 euro per ton te dragen is voor het bedrijfsleven. Per saldo genereert het 1 procent minder bbp, een heel ander geluid dan het spookverhaal over desastreuze economische effecten van een CO2-belasting dat VNO-NCW in de persoon van Hans de Boer verspreidt.

De angst dat bedrijven dit gaan doorbelasten en de burger hier toch weer voor opdraait, is niet terecht. Sommige producten zullen duurder worden, maar andere goedkoper. Bovendien kunnen de CO2-belastingopbrengsten worden gebruikt om andere belastingen te verlagen of om duurzame initiatieven te subsidiëren. Per saldo kan door een CO2-belasting het besteedbaar inkomen van de burger er op vooruit gaan.

Kortom, de energietransitie is één van de grootste opgaven waar wij voor staan. Dat vraagt om scherpe keuzes die het nodige kosten, maar ook veel opleveren. Daarbij past geen adempauze maar een versnelling!

Jan Rotmans is hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.  

Gepubliceerd in Volkskrant 29-01-2019