Reactie op column van Louise Fresco
Jan Rotmans
Erasmus Universiteit Rotterdam
Louise Fresco stelt in haar NRC-column van 16 juli jl. 8 vragen over te nemen klimaatmaatregelen, die vragen om heldere beantwoording op kalme toon. Sommige vragen dateren al van decennia geleden, en zijn intussen allang beantwoord, andere zijn meer dilemma’s. In elk geval hierbij een poging de kern van de meervoudige vragen, beknopt maar duidelijk te beantwoorden.
1. Zijn alle CO2-reductiemaatregelen juist en evenwichtig?
Nee, uiteraard niet, dat kan ook niet, we zijn per slot decennia te laat begonnen met het nemen van CO2-reductiemaatregelen, dus het kan ook niet meer evenwichtig, het vergt nu scherpe en radicale keuzes. Daarbij zijn twee sporen te onderscheiden: (i) een optimalisatiespoor, gericht op efficiencyverbetering en het optimaal benutten van de huidige energie-infrastructuur, zoals energiebesparing en CO2-opslag; (ii) een radicaal vernieuwingsspoor, gericht op werkelijke verduurzaming en het opbouwen van een nieuwe energie-infrastructuur, zoals CO2-hergebruik, elektrificatie, waterstof, maar ook innovatieve financiële arrangementen en nieuwe wet- en regelgeving voor duurzame doorbraken. Cruciaal is de juiste mix te vinden tussen optimaliseren, gericht op 2030, en radicaal vernieuwen, gericht op voorbij 2030. Daarbij is sprake van verschillende snelheden, optimaliseren kan op korte termijn, radicaal vernieuwen kost al gauw 10-20 jaar. Zo kost het realiseren van een grote waterstoffabriek al gauw 10 jaar, waarbij de helft van de tijd opgaat aan papierwerk (procedures, aanbestedingsregelingen). Daar valt nog veel winst te halen. We moeten dus de traagheid van de energietransitie accepteren, en er tegelijkertijd alles aan doen om die te versnellen. Zo is het verschil tussen klimaatdoelen realiseren in 2040 en 2050 enorm.
2. Zijn de voorgestelde maatregelen werkelijk al dat geld waard?
Deze discussie is al 25 jaar oud, en is veel te lang vooruitgeschoven. Veel klimaateconomen twijfelden voorheen aan het nut van drastische klimaatmaatregelen. Hun redenering was dat al te rigoureuze maatregelen de economie zouden schaden. Hun aanvoerder, de gerenommeerde klimaateconoom Bill Nordhaus, inmiddels gepensioneerd, geeft nu toe, dat die redenering niet langer houdbaar is, en dat te lang is gewacht met ingrijpend klimaatbeleid. Hoe langer we wachten, hoe hoger de kosten oplopen, hoe duurder het wordt, en hoe groter de transitiepijn. Ruwweg is berekend dat de energietransitie de komende 30 jaar zo’n 100-150 miljard kost (afhankelijk of je de kosten voor een nieuwe digitale infrastructuur ook meetelt). Dat kost ons jaarlijks zo’n 0.3% van ons BNP, een klein beetje economische groei dus, maar levert groene groei op: innovatie, werkgelegenheid (ca. 100.000 banen) en een nieuwe economische structuur. Het zijn dus niet zozeer kosten als wel investeringen, ook omdat kosten van verdere klimaatschade worden vermeden. En overheden, bedrijven en burgers gaan hiervoor betalen, fors zelfs. Burgers gaan 2-3 keer meer voor energie betalen de komende 10 jaar, bedrijven waarschijnlijk nog meer, want die betalen verhoudingsgewijs weinig voor energie, en overheden gaan dit ook subsidiëren, want aanloopsubsidies zijn onvermijdelijk bij een onrendabele top voor doorbraakinnovaties. Maar ook dit levert op den duur veel op (schone energie, forse CO2-reductie, vermeden klimaatkosten, lagere energierekening of helemaal geen energierekening meer, gezondheidswinst, comfort, schone producten, etc.), en het is aan de politiek om de pijn evenredig en rechtvaardig te verdelen.
3. Kunnen we de klimaatdoelstellingen wel door vertalen naar individuele landen?
Er is geen optimale geografische schaal voor klimaatmaatregelen. In het intergouvernementele proces is de meest praktische optie om afspraken te maken tussen landen onderling. In de praktijk blijken klimaatmaatregelen beter uitvoerbaar op de schaal van steden en regio’s, die vaak sneller gaan dan landen. Nederland is uiteraard dichtbevolkt met hoge intensiteit qua infrastructuur en economische activiteiten. En de inpassing van zon, wind en biomassa gaat ruimtelijke consequenties hebben, maar studies geven aan dat die beperkt en te overzien zijn. En Nederland heeft 2.5 miljard m2 aan daken, gevels en geluidswallen, ca. 10 keer de oppervlakte van Amsterdam, die kan worden gebruikt voor het opwekken van duurzame energie met zonnepanelen. Het idee om een deel van de Sahara vol te leggen met zonnespiegels, à la het Desertech project, bleek financieel en technisch nog niet haalbaar, maar levert ook geopolitieke problemen op, vanwege de afhankelijkheid van politieke instabiele landen in Noord-Afrika.
4. Moet Nederland het beste jongetje van de klas zijn, als een groot deel van de wereld fossiele brandstoffen blijft gebruiken omdat er nog zoveel van is?
De transitie naar hernieuwbare energie wordt vooral door financiële, economische en geopolitieke factoren gedreven, en slechts in beperkte mate door de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. De economische wetmatigheid van de energietransitie is dat hernieuwbare energie [vooral zon en wind] steeds goedkoper wordt, in tegenstelling tot fossiele energie, waardoor de uitkomst van de energietransitie vast staat, nl. dat hernieuwbare energie gaat domineren over fossiele energie. De enige vraag die rest is, of dit heel snel kan (pakweg 20 jaar), of minder snel (40 jaar of meer). Het tempo van de transitie wordt niet zozeer bepaald door de beschikbaarheid van fossiele bronnen: we weten dat er een overvloed is aan kolen, olie en gas, maar het stenen tijdperk kwam ook niet ten einde omdat er te weinig stenen waren, maar omdat er betere alternatieven kwamen. [quote van Jeroen van de Veer, ex-CEO van Shell]. En Nederland is niet het beste, maar het slechtste jongetje van de klas, en staat één-na-laatste in Europa (27ste van de 28 EU-landen), wat betreft het opwekken van duurzame energie (maar 6%). En zelfs als alle ambitieuze klimaatplannen worden gerealiseerd, staat Nederland in 2030 hooguit in de middenmoot van Europa.
5. Wat te doen met sectoren waar nauwelijks groene alternatieven voor bestaan, zoals de staalindustrie en luchtvaart?
Twee sectoren vallen buiten het Parijse klimaatakkoord van 2015, de scheepvaart en de luchtvaart, goed voor respectievelijk 2.5% en 2% van de mondiale CO2-uitstoot, maar dat aandeel groeit snel. Inmiddels hebben beide sectoren internationale afspraken gemaakt om de CO2-uitstoot te reduceren. De scheepvaart wil de CO2-uitstoot halveren in 2050 t.o.v. 2008. En de luchtvaart wil de CO2-uitstoot compenseren door te investeren in duurzame energie, de aanleg van bossen, en het kopen van emissie-eenheden uit andere sectoren; 65 landen beginnen hier vrijwillig mee vanaf 2020, en vanaf 2027 zijn 191 landen verplicht om mee te doen. Het is bij lange na niet genoeg, maar het is een begin voor sectoren waar niet direct duurzame technologische alternatieven voor bestaan. Die bestaan wel voor de staalindustrie, zoals elektrificatie en groene waterstof, al zijn die voorlopig nog heel duur. Toch is de energietransitie nog maar de voorbode van de grondstoffen- en materialen transitie, die nog veel complexer en ingrijpender is, en ons voor een enorme uitdaging gaat stellen. Het realiseren van de energietransitie zal een enorm beslag leggen op onze voorraad grondstoffen en materialen (met name schaarse aardmetalen), wat alleen mogelijk is als we circulair gaan produceren, bouwen en consumeren. De energietransitie, circulaire transitie en biobased transitie zijn met elkaar verknoopt, en lopen uit fase met elkaar.
6. Moeten we niet veel meer investeren in fundamenteel baanbrekende technologie, zoals hergebruik van CO2, en waarom is CO2-opslag een taboe?
Technologische doorbraken zijn belangrijk voor de energietransitie, maar niet allesbepalend. Ook menselijk gedrag, instituties, wet- en regelgeving, beleid en financiële arrangementen zijn van belang. CO2-hergebruik in de industrie wordt in de toekomst heel belangrijk (CCU), en CO2-opslag (CCS) is een noodzakelijk kwaad. CCU is een duurzaam doel en past in de opkomst van de circulaire economie. CCS is geen doel, maar een middel om CO2 te reduceren, en een tamelijk dom en duur middel. CO2 is per slot geen afval dat je onder de grond wegstopt, maar een nuttige bouwsteen waar je mooie dingen mee kunt doen in de chemie en industrie. Dus als je CO2 wilt afvangen en opslaan, doe dat dan op beperkte schaal en accepteer dat het tijdelijk is. En investeer nu vooral in CO2-hergebruik, zodat we dat te zijner tijd kunnen opschalen wanneer het nodig is.
7. Moet alles wijken voor het klimaat?
Klimaat is belangrijk maar niet de enige grote opgave waar we voor staan, en een klimaatneutrale economie is nog geen duurzame economie. Andere belangrijke opgaven zijn bv. het verlies aan biodiversiteit, plasticvervuiling en luchtverontreiniging. Dat vergt een afgewogen, integrale aanpak, hetgeen overigens uitgangspunt is geweest voor het milieubeleid in Nederland, sinds de jaren 90 van de vorige eeuw. Wel kunnen we stellen dat klimaatverandering de meest complexe, bedreigende en ingrijpende opgave is waar we als mensheid voor staan. Meer dan welk probleem ook grijpt het in op onze levensstijl: hoe wij wonen, wat wij eten & drinken, hoe wij ons verplaatsen, en hoe wij vakantie vieren. Dat impliceert een topprioriteit voor de aanpak van de klimaatopgave de komende decennia.
8. Hoe democratisch kan de overgang naar een andere economie worden gemaakt?
De energietransitie is geen top-down proces, zoals in de jaren 60 van de vorige eeuw, toen we in rap tempo aan het aardgas gingen, en de gas-infrastructuur hebben opgebouwd. Het is nu veel complexer, met meer alternatieven, en is nu zowel een top-down als een bottom-up proces. De overheid regisseert niet meer, maar faciliteert vooral, d.w.z. geeft richting en biedt ruimte. Burgers hebben dus wel degelijk iets in te brengen, per slot komt de energietransitie de komende jaren hun huis en leven binnen, en voor een belangrijk deel zal dit maatwerk worden. Burgers hebben een belangrijke stem in de uitvoering van de transitie, die straat voor straat, en wijk voor wijk zal plaatsvinden. Honderdduizenden mensen zijn al actief bezig met de energietransitie, en hebben al zonnepanelen, een beter geïsoleerd huis, een warmtepomp, of een hybride of elektrische auto. En miljoenen zullen volgen de komende decennia, mede gefaciliteerd door de overheid, want er is nog veel onwetendheid onder burgers, die veelal nog geen goed beeld hebben van wat ze wel en niet kunnen doen. Bovendien moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, want de energietransitie is ook een sociale opgave, waarbij we moeten voorkomen dat de minst draagkrachtigen relatief het meest moeten betalen.
Uiteraard is er ruimte voor twijfel en onzekerheid bij klimaatbeleid, het is ook niet eenvoudig. We weten zeker dat we fouten gaan maken, en daarvan gaan leren. Het vergt een transitieaanpak van zoeken, leren en experimenteren. Maar de wetenschappelijke stand van kennis is helder: we weten zeker dat de mens het klimaat op aarde significant beïnvloedt, en dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor aarde en mens, en dat we alles op alles moeten zetten om die schadelijke gevolgen te beperken. We hebben te lang verzuimd te handelen, en nu gaat de grote groene verbouwing eindelijk beginnen, te vergelijken met de wederopbouw na de 2de wereldoorlog. Het zal gepaard gaan met heftige weerstand en botsende belangen, maar we hebben geen tijd meer om nog langer te wachten. Per slot is er nog nooit een transitie succesvol gerealiseerd op basis van scepsis en twijfel. Wel op basis van visie, lef en leiderschap.